Ze stelt de keukenwekker in. Gaat weer naar boven. Kijkend naar de slapende man dringt tot haar door waarom ze het deze keer fijn vindt om wakker te zijn.
De nacht houdt zich doodstil. Aarzelt. Ik weet niet of ik hier na deze keer nog mee door wil gaan. Ontmoeten, vertellen, ontmoeten, vertellen. De feiten achter hun vodden zitten, ze zo dicht op de huid zitten dat ze zich op een dag misschien wel een doodlopende steeg in laten manoeuvreren.